In deze nieuwsbrief:
Bedrijf
- Wijziging pachtnormen 2014
- Wijziging inloggen bij RVO
- Verduurzaming stallen
- Controle NVWA op gebruik gewasbeschermingsmiddelen
- Verplichte keuring voor alle spuitapparatuur
Fiscaal
- Geen zelfstandigenaftrek voor deeltijdboer
- Herwaardering landbouwgrond toegestaan
- Gecombineerde opgave/GLB-beleid
- Berm kan subsidiabele landbouwgrond zijn
- Actief landbouwer en KvK-inschrijving
- Overdracht recht op betalingsrechten en referentiewaarde
Mestwetgeving
- Ontheffingsregeling dierrechten
- Nieuwe voorwaarden derogatie
Milieu/omgeving
- Gefaseerde vergunningaanvraag niet zonder risico
Belangrijke data
Berm kan subsidiabele landbouwgrond zijn
In maart 2011 heeft de staatssecretaris van Economische Zaken nieuwe beleidsregels gepubliceerd met betrekking tot de steunwaardigheid van landbouwgrond. In de beleidsregels staat dat niet als ‘voor de uitvoering van de landbouw gebruikt of beschikbaar gehouden’ wordt beschouwd een perceel met een hoofdzakelijk verkeerskundige of infrastructurele functie. Daarbij moet gedacht worden aan bermen langs geasfalteerde of verharde doorgaande wegen, langs parkeerterreinen of toegangspaden.
Een landbouwer gaf in 2011 bij zijn Gecombineerde opgave onder meer een aantal percelen langs een weg als blijvend grasland op. Volgens de landbouwer bemestte en maaide hij de percelen en gebruikte hij de oogst als veevoeder. Bij zijn landbouwactiviteiten ondervond hij weinig hinder van de door de staatssecretaris gestelde verkeersfunctie. Hij gaf daarom de percelen op voor de uitbetaling van zijn toeslagrechten.
Volgens de staatssecretaris ging het om bermen, die niet subsidiabel waren. Het was wel mogelijk landbouwactiviteiten op deze percelen te verrichten, maar er kon niet worden gezegd dat deze percelen overwegend voor landbouwactiviteiten in gebruik zijn.
Volgens het College van Beroep voor het bedrijfsleven had de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd waarom de betreffende percelen volledig moesten worden aangemerkt als bermen. Ter zitting stelde de (gemachtigde van de) staatssecretaris dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen een smalle strook grenzend aan de weg en de breedte van het volledige perceel, zelfs indien het zou gaan om een perceel van 20 meter breed.
Volgens het college kan een perceel niet reeds omdat het direct naast een weg is gelegen en ongeacht de afmeting (breedte) geacht worden in zijn geheel hoofdzakelijk een verkeerskundige of infrastructurele functie te hebben en dus kennelijk niet voor de uitvoering van de landbouw gebruikt of beschikbaar gehouden te worden. Indien aanwijsbaar is dat ander gebruik plaatsvindt, zal dit volgens het college onder ogen moeten worden gezien.
Beoordeling zal daarom afhankelijk van de situatie ter plaatse moeten plaatsvinden. Er moet bekeken worden in hoeverre de landbouwactiviteiten noemenswaardige hinder ondervinden van de verkeerskundige en infrastructurele functie. In het algemeen lijkt dergelijke hinder minder goed voorstelbaar naar mate het perceel breder is en de grond verder van de weg af is gelegen.
Het beroep van de landbouwer werd gegrond verklaard. Het college droeg de staatssecretaris op om binnen drie maanden een nieuw besluit te nemen.
Wijziging pachtnormen 2014
Het Landbouw Economisch Instituut (LEI) heeft de hoogst toelaatbare pachtprijzen berekend, welke op 1 juli 2014 van kracht worden. De pachtnormen zijn gebaseerd op de bedrijfsresultaten van grote en middelgrote akkerbouw- en melkveebedrijven in de periode 2008 tot en met 2012.
Los bouw- en grasland
De regionorm in de belangrijkste akkerbouwgebieden stijgt als gevolg van de goede bedrijfsresultaten in de akkerbouw in 2012. Daarentegen daalt de regionorm in de melkveehouderijgebieden. Het goede jaar 2007 is weggevallen uit de berekening, terwijl het matige bedrijfsresultaat uit 2012 is toegevoegd.
Tabel 1: Nieuwe regionorm, oude regionorm en veranderpercentage voor los bouw- en grasland.
Pachtprijsgebied Norm Norm Verander-
2014 2013 percentage
(€ / ha) (€ / ha)
Bouwhoek en Hogeland 604 633 -5
Veenkoloniën en Oldambt 575 522 10
Noordelijk weidegebied 652 693 -6
Oostelijk veehouderijgebied 527 573 -8
Centraal veehouderijgebied 497 527 -6
IJsselmeerpolders 941 786 20
Westelijk Holland 542 462 17
Waterland en Droogmakerijen 315 373 -16
Hollands/Utrechts weidegebied 708 722 -2
Rivierengebied 760 823 -8
Zuidwestelijk akkerbouwgebied 638 522 22
Zuidwest-Brabant 607 583 4
Zuidelijk veehouderijgebied 645 671 -4
Zuid-Limburg 854 751 14
Los tuinland
In tabel 2 staan de pachtnormen voor de twee pachtprijsgebieden voor los tuinland vermeld. De hoogst toelaatbare pachtprijs voor los tuinland stijgt fors in Westelijk Holland door de goede resultaten in 2012. In dit gebied is het merendeel van de bedrijven bloembollenbedrijf. In de rest van Nederland is de hoogst toelaatbare pachtprijs voor tuinland licht gedaald. Hier zijn boomkwekerijen in de meerderheid.
Tabel 2: Nieuwe regionorm, oude regionorm en veranderpercentage voor los tuinland.
Pachtprijsgebied Norm Norm Verander-
2014 2013 percentage
(€ / ha) (€ / ha)
Westelijk Holland *) 1.818 1.347 35
Rest van Nederland 727 755 -4
*) excl. boomkwekerij in het landbouwgebied Boskoop en Rijneveld
Agrarische bedrijfsgebouwen
De hoogst toelaatbare pachtprijzen voor agrarische bedrijfsgebouwen zijn ten opzichte van 2013 met 1,2% gestegen, gelijk aan de gemiddelde bouwkostenindex over 2009-2013.
Tabel 3: Hoogst toelaatbare pachtprijs in euro’s per hectare voor bedrijfsgebouwen in 2014, afhankelijk van doelmatigheid gebouwen.
Aard bedrijf Akker- Melk- Overig
bouw vee
Doelmatigheid
Nieuw 460 1.182 711
Zeer goed 362 930 561
Goed 276 710 427
Redelijk 203 521 314
Matig 142 363 219
Slecht 82 208 125
Agrarische woningen
De maximale pachtverhoging voor agrarische woningen met pachtovereenkomsten van voor 1 september 2007 bedraagt 4% (inflatie van 2,5% plus 1,5%). Dat is het basishuurverhogingspercentage volgens het huurprijzenbeleid woonruimte. De hoogst toelaatbare pachtprijs van overeenkomsten voor agrarische woningen die op of na 1 september 2007 zijn aangegaan, wordt bepaald aan de hand van het puntenstelsel. De tabel van het puntenstelsel stijgt overeenkomstig de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte met 2,5% (inflatiepercentage over 2013).
Wijziging pachtprijsgebieden
Per 1 januari 2014 zijn twee pachtprijsgebieden gewijzigd. Westelijk Holland is uitgebreid met de nieuwe gemeente Hollands Kroon. Deze gemeente is gevormd uit de opgeheven gemeenten Wieringen en Wieringermeer en de gemeenten Anna Paulowna en Niedorp. De opgeheven gemeenten Wieringen en Wieringermeer zijn uit het pachtprijsgebied IJsselmeerpolders gehaald.
Ontheffingsregeling dierrechten
In het Kamerdebat over de derogatie en dierrechten heeft de staatssecretaris van Economische Zaken aangegeven dat ze de zogenaamde POR-regeling (Regeling ontheffing productierechten Meststoffenwet) opnieuw wil openstellen.
De regeling biedt ondernemers die de varkens- of pluimveestapel op hun bedrijf uitbreiden, de mogelijkheid om gedeeltelijk ontheffing te krijgen van het verbod meer dierlijke meststoffen te produceren dan de op het bedrijf rustende dierproductierechten. Dit gebeurt op voorwaarde dat alle dierlijke mest wordt verwerkt die met de betreffende diersoort op het bedrijf wordt geproduceerd.
De groei van de varkens- en pluimveestapel mag het nationale fosfaatproductieplafond echter niet in gevaar brengen. Er zal daarom een maximum in de regeling worden opgenomen.
De exacte voorwaarden en de invoeringsdatum moeten nog bekend gemaakt worden.
Nieuwe voorwaarden derogatie
Op 23 april heeft het Nitraatcomité haar goedkeuring verleend aan het Nederlandse derogatieverzoek. De voorwaarden voor toepassing van derogatie zijn wel aangescherpt.
Voorwaarden derogatie
De volledige voorwaarden voor toepassing van derogatie zijn:
- Het bouwplan moet voor minimaal 80% uit grasland bestaan.
- Er mag geen fosfaatkunstmest toegepast worden.
- Derogatie moet jaarlijks vóór 1 februari aangevraagd worden, in 2014 vóór 14 juni.
- Het bemestingsplan moet jaarlijks voor 1 februari opgesteld worden, in 2014 vóór 14 juni.
- Grondmonsters mogen op 1 februari van het betreffende jaar niet ouder zijn dan vier jaar. In 2014 is het bemonsteren én analyseren van grond nog mogelijk tot en met 13 juni.
- Jaarlijks moet vóór 1 februari een opgave aanvullende gegevens ingediend worden.
- De verhoogde gebruiksnorm mag alleen worden ingevuld met graasdierenmest.
- De gebruiksnormen mogen niet worden overschreden. Bij een overschrijding vervalt derogatie automatisch.
- De bepalingen inzake het scheuren van grasland en de teelt van een vanggewas op zand- en lössgronden moeten nageleefd worden. Bij een overtreding vervalt derogatie automatisch.
- Het bedrijf verleent desgevraagd medewerking aan monitoringswerkzaamheden.
- Er wordt een tarief in rekening gebracht, dat afhankelijk is van de bedrijfsoppervlakte. Dit tarief is verhoogd naar € 6,28 per hectare.
Gedifferentieerde derogatienorm
De Europese Commissie heeft geconstateerd dat de kwaliteit van het grondwater in het zuidelijke zandgebied en het lössgebied nog niet voldoet aan de norm van de Nitraatrichtlijn. In het centrale zandgebied worden teveel overschrijdingen geconstateerd. Daarom is gekozen voor een gedifferentieerde norm. Deze norm bedraagt:
- 230 kg stikstof uit graasdiermest per hectare per jaar, indien de landbouwgrond is gelegen op zand- of lössgrond in de provincies Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant of Limburg.
- 250 kg stikstof uit graasdiermest per hectare per jaar voor de overige landbouwgronden in Nederland.
Overgangsregeling 80%-eis
Indien een landbouwer aan de drie onderstaande voorwaarden voldoet, kan in 2014 volstaan worden met minimaal 70% grasland:
- de landbouwer moet in 2013 gebruik hebben gemaakt van derogatie, én;
- de landbouwer beschikte in 2013 over minder dan 80% grasland, én;
- de landbouwer moet aantonen dat hij vóór 21 maart 2014 financiële verplichtingen is aangegaan voor het telen van een gewas op bouwland, waardoor 80% grasland niet haalbaar is.
Overgangsregeling fosfaatkunstmest
Het gebruik van fosfaatkunstmest is op grond van de derogatiebeschikking niet toegestaan. Voor het jaar 2014 wordt een uitzondering gemaakt voor landbouwers die vóór 1 mei 2014 financiële verplichtingen zijn aangegaan voor de aankoop van fosfaatkunstmest. Landbouwers die gebruik willen maken van deze voorziening, moeten dat bij de aanmelding voor derogatie melden. Indien zij de fosfaatkunstmest na 15 mei 2014 willen gebruiken, dienen zij bewijzen te overleggen dat zij hiertoe vóór 1 mei 2014 financiële verplichtingen zijn aangegaan. Landbouwers die vóór 16 mei 2014 fosfaatkunstmest gebruikt hebben, moeten wel kunnen aantonen dat zij vóór 1 mei 2014 financiële verplichtingen zijn aangegaan, maar hoeven deze bewijzen niet te overleggen aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
Gefaseerde vergunningaanvraag niet zonder risico
Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. In deze wet zijn een aantal vergunningen en ontheffingen samengevoegd tot één omgevingsvergunning. Het is echter mogelijk om een vergunning in fasen aan te vragen. Uit de volgende zaak blijkt dat dit niet geheel zonder risico is.
Een veehouder wilde stoppen met zijn rundvee en in plaats daarvan een vleesvarkensstal met ruim 2.000 plaatsen bouwen. Hij vroeg hiervoor een vergunning fase 1 aan, welke in 2011 door de gemeente werd verleend. De gemeente weigerde echter in september 2013 de vergunning fase 2 te verlenen, omdat de aanvraag in strijd was met het nieuwe bestemmingsplan. Dit nieuwe bestemmingsplan was op 31 mei 2012 in werking getreden en na een uitspraak van de Raad van State op 24 april 2013 in rechte komen vast te staan.
Volgens het nieuwe bestemmingsplan was op de desbetreffende locatie niet toegestaan om stallen voor intensieve veehouderij te bouwen. Daarnaast zou uitbreiding van het bedrijf teveel geuroverlast veroorzaken voor een geplande woonwijk.
Volgens de Raad van State had de gemeente de vergunningaanvraag terecht getoetst aan het nieuwe bestemmingsplan. Weliswaar was er van rechtswege reeds een vergunning fase 1 verleend voor de bouw van de vleesvarkensstal, maar er was nog geen vergunning fase 2 aangevraagd. Van een onherroepelijke vergunning die het recht gaf om de stal te bouwen, was dan ook geen sprake.
Het beroep van de veehouder werd ongegrond verklaard.
Actief landbouwer en KvK-inschrijving
Om in 2015 in aanmerking te komen voor nieuwe betalingsrechten, moet het bedrijf als landbouwbedrijf staan ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en moet het inschrijvingsnummer bekend zijn bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
De activiteiten van een bedrijf worden bij de Kamer van Koophandel ingeschreven met een SBI-code. De RVO ziet een bedrijf als agrarisch als het ingeschreven staat met een SBI-code die begint met:
- 011: Teelt van eenjarige gewassen
- 012: Teelt van meerjarige gewassen
- 013: Teelt van sierplanten
- 014: Fokken en houden van dieren
- 015: Akker- en/of tuinbouw in combinatie met het fokken en houden van dieren.
Het maakt niet uit of de landbouwactiviteit een hoofd- of een nevenactiviteit is.
Mogelijk worden er volgens de RVO naast de inschrijving bij de Kamer van Koophandel nog aanvullende voorwaarden gesteld aan een actieve landbouwer.
De voorwaarde ‘actief landbouwer’ gaat gelden vanaf 2015. Het advies is daarom om de inschrijving bij de KvK en de melding aan de RVO voor het einde van dit jaar geregeld te hebben.
Overdracht recht op betalingsrechten en referentiewaarde
Een bedrijf kan in 2015 betalingsrechten verkrijgen wanneer het in 2013 recht had op een betaling vanuit de bedrijfstoeslag of andere directe inkomenssteun vanuit GLB heeft ontvangen. Het maakt niet uit of het bedrijf door een korting of uitsluiting geen betaling heeft ontvangen. Op deze hoofdregel zijn enkele uitzonderingen van toepassing. Ook komt er een regeling voor starters.
Het is mogelijk om het recht op betalingsrechten of de referentiewaarde 2014 van een andere landbouwer over te nemen door middel van een private overeenkomst.
Recht op betalingsrechten overdragen
Om het recht op betalingsrechten over te dragen, moeten beide partijen actief landbouwer zijn op 15 mei 2015. In het koop- of huurcontract moet een clausule staan, waarin is opgenomen welke rechten en welke gronden worden overgedragen.
Referentiewaarde 2014 overdragen
Voor het berekenen van de waarde van de betalingsrechten in 2015, wordt gekeken naar de toeslagrechten die men op 15 mei 2014 in eigendom heeft. Hiermee wordt de waarde van de betalings-rechten in de overgangsperiode (2015 t/m 2018) vastgesteld. Indien na 15 mei 2014 een bedrijf inclusief grond (gedeeltelijk) wordt overgedragen, kunnen betalingsrechten na vaststelling met een private overeenkomst worden overgedragen. Dit is alleen mogelijk als beide partijen bij het aanvragen van de nieuwe betalingsrechten actief landbouwer zijn en de vervreemder van de referentiewaarde recht op betalingsrechten heeft. In het koop- of huurcontract moet een clausule staan waarin is aangegeven wat tussen beide partijen is afgesproken.
Insturen private overeenkomst
Het aanvragen van betalingsrechten met een private overeenkomst is mogelijk in de periode 1 april tot en met 15 mei 2015.
Automatische overdracht bij bedrijfsoverdrachten
In de volgende situaties gaan het recht op betalingsrechten en de referentiewaarde automatisch over van het oude naar het nieuwe bedrijf (geen private overeenkomst noodzakelijk):
- Bij een naamswijziging, bij voorbeeld bij toetreding in een maatschap.
- Bij een wijziging van de juridische status, bij voorbeeld als een maatschap van vader en zoon wordt ontbonden en de zoon het bedrijf voortzet.
- Bij een fusie van twee of meer bedrijven, waarbij in het nieuwe bedrijf minimaal één van de oorspronkelijke bedrijfsvoerders actief is.
- Bij een splitsing van een bedrijf met recht op betalingsrechten, waarbij in minimaal één nieuw ontstaan bedrijf een oorspronkelijke bedrijfsvoerder actief is. Alle bedrijven die ontstaan uit de splitsing, krijgen recht op betalingsrechten en de (te verdelen) referentiewaarde.
- Bij een vererving van een geheel of gedeeltelijk bedrijf dat recht heeft op betalingsrechten. De erfgenaam krijgt het recht op betalingsrechten en de referentiewaarde.
In alle andere gevallen van bedrijfsoverdrachten waarbij het recht op betalingsrechten en/of de referentiewaarde overgedragen moet worden, is een private overeenkomst nodig.
Wijziging inloggen bij RVO
Vanaf 1 juli kan er niet meer met de huidige inlogcodes (gebruikerscode en wachtwoord) ingelogd worden bij de RVO. Ondernemers kunnen dan alleen nog inloggen met eHerkenning. eHerkenning is een digitale toegangssleutel die bij meerdere organisaties gebruikt kan worden.
Om eHerkenning te kunnen gebruiken, moet de ondernemer of organisatie staan ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Het aanschaffen en het gebruik van een eHerkenningsmiddel is niet gratis. Deze kosten verschillen per eHerkenningsmiddel en per betrouwbaarheidsniveau. Daarnaast kunnen aanbieders eenmalige en doorlopende kosten berekenen.
Verduurzaming stallen
In 2012 hebben diverse organisaties in het samenwerkingsverband van de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij (UDV)1 afgesproken gezamenlijk invulling te geven aan de ambitie dat vanaf 2015 alle nieuw te bouwen stallen integraal duurzaam zijn. Dit heeft geleid tot een nieuwe (tussen)vorm van duurzame stallen: de Plusstal.
Plusstal
Plusstallen scoren op de belangrijkste aspecten van duurzaamheid (dierenwelzijn, milieu, energie, ammoniak) boven het huidige wettelijke niveau, maar lager dan bij een integraal duurzame stal. Hiervoor moet de Plusstal een minimaal aantal punten halen op de Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV). De stal komt echter niet in aanmerking voor een fiscale tegemoetkoming.
Een stal wordt als Plusstal aangemerkt, indien deze voldoet aan 60% van de totaal vereiste punten voor fiscale tegemoetkoming én per duurzaamheidthema minstens 40% van het minimaal aantal punten voor de fiscale tegemoetkoming (zgn. 40/60 norm).
Stimuleringspakket
Om de ambitie van de Plusstallen te realiseren, is een stimuleringspakket afgesproken. Onderdelen hiervan zijn onder meer:
- Bewustwording en scholing van erfbetreders en adviseurs om primaire ondernemers bewust te maken van het belang van verduurzaming bij nieuw- of verbouw van stallen.
- Duurzaamheidplan: alle ondernemers die een nieuwe stal bouwen, maken dit onderdeel van het bedrijfsplan. Daarmee geven ze aan wat ze doen om te verduurzamen.
- De Rabobank stimuleert bedrijfsfinancieringen die voldoen aan het niveau Plusstallen.
- Het Ministerie van EZ stelt het niveau van de Plusstallen als minimumvoorwaarde bij nieuwbouw in de regeling Garantstelling Landbouw.
Het bouwen van een Plusstal is geen verplichting.
1 Deelnemers aan dit samenwerkingsverband zijn: de Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV), de Dierenbescherming (DB), de Groene Kennis Coöperatie (GKC), het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO), het Ministerie van Economische Zaken (EZ), de stichting Natuur & Milieu (N&M), de Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO), de Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie (Nevedi) en de Rabobank Nederland.
Geen zelfstandigenaftrek voor deeltijdboer
Een kalvermester hield in 2008 en 2009 ongeveer 125 rosékalveren. Het bedrijf bestond verder uit 7,5 ha grond, waarop hij onder meer snijmaïs verbouwde. Daarnaast was hij in loondienst werkzaam bij een bouwbedrijf voor 1.700 uur per jaar. Bij de aangiften inkomstenbelasting voor beide jaren paste hij de zelfstandigenaftrek toe. De belastinginspecteur weigerde dit, omdat er niet voldaan zou zijn aan het urencriterium. Het urencriterium houdt in dat er minimaal 1.225 uren aan werkzaamheden voor de onderneming moeten worden gemaakt en dat er meer tijd aan de onderneming dan aan het verrichten van arbeid in dienstbetrekking wordt besteed.
In het kader van de bezwaarprocedure maakte de kalvermester een schatting van de door hem in 2008 en 2009 aan de onderneming bestede uren. Met een uitgebreide urenspecificatie kwam hij voor beide jaren op ruim 2.000 uur.
Volgens het Gerechtshof leidde de omstandigheid dat de urenspecificatie achteraf was opgesteld en gebaseerd was op schattingen er niet zonder meer toe dat die specificatie niet bruikbaar zou zijn als bewijsmiddel. Niettemin was de kalvermester niet geslaagd in zijn bewijslast. Volgens het hof was niet aannemelijk dat de kalvermester aan het ‘grotendeelscriterium’ had voldaan, omdat hij een voltijdbaan had, bepaalde werkzaamheden uitbesteedde aan loonwerkers en zijn vrouw ook meewerkte in de onderneming.
Hieruit blijkt eens te meer het belang van een goede urenspecificatie. Deze mag achteraf opgesteld zijn, maar dit heeft niet de voorkeur. Alleen de ‘eigen uren’ mogen hierop vermeld worden.
Controle NVWA op gebruik gewasbeschermingsmiddelen
Inspecteurs van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) controleren de komende maanden het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Een deel van deze controles wordt vanuit de lucht uitgevoerd.
Tijdens deze zogenoemde milieuvluchten controleren inspecteurs of agrariërs gewasbeschermingsmiddelen op de juiste manier toepassen. Wanneer onvoldoende afstand wordt gehouden van waterranden, komen schadelijke stoffen in sloten en beken rondom de landerijen terecht. Dit kan ernstige gevolgen hebben voor de kwaliteit van het oppervlaktewater en daarmee de flora en fauna. Bovendien levert verkeerd gebruik indirect risico op voor de voedselveiligheid.
Naast controleurs in de lucht zijn er de komende maanden ook grondteams actief. De grondteams kunnen een monster uit de spuittank nemen om na te gaan of het juiste middel wordt gebruikt. Verder onderzoeken zij of de verplichte driftarme spuittechniek wordt toegepast om het verwaaien van spuitvloeistof te beperken.
Overtredingen kunnen zowel bestraft worden met een boete als een (randvoorwaarden-)korting op aangevraagde subsidies (bedrijfstoeslag, SNL-subsidie etc.).
Verplichte keuring voor alle spuitapparatuur
Op dit moment bestaat al de verplichting om veldspuiten en boomgaardspuiten eens in de drie jaar te laten keuren. Deze keuring wordt uitgebreid naar alle professioneel gebruikte apparatuur voor de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen op basis van de EU-richtlijn ‘Duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen’.
Invoering verplichting
De verplichting is feitelijk al op 1 januari 2013 ingegaan, maar er wordt gebruik gemaakt van een overgangsregeling om de introductie soepel te laten verlopen. Daarbij geldt dat de oudste apparatuur eerst gekeurd moeten worden en later de jongere apparatuur. De regeling ziet er als volgt uit:
- apparatuur van voor 1996 of waarvan het bouwjaar niet bekend is, moet voor 31 december 2014 gekeurd zijn;
- apparatuur van bouwjaar 1996 t/m 2000 moet voor 31 december 2015 gekeurd zijn;
- apparatuur van bouwjaar 2001 t/m 25 november 2013 moet voor 26 november 2016 gekeurd zijn;
- nieuwe apparatuur moet binnen drie jaar na factuurdatum zijn gekeurd.
Uitbreiding verplichting
De keuringsverplichting wordt uitgebreid met onder meer de volgende machines:
- motorvatspuiten;
- grondontsmettingsapparatuur;
- rijen- of strokenspuiten (incl. op zaai- of pootmachines gebouwde apparatuur) met een werkbreedte van meer dan 3 meter;
- doseerapparatuur waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden meegegeven aan gietwater;
- laagvolume spuitapparatuur.
Vrijgestelde apparatuur
De volgende apparatuur is vrijgesteld:
- rijen- of strokenspuiten met een maximale werkbreedte van 3 meter;
- handgedragen apparatuur;
- zwavelverdampers;
- zaaizaadbehandelingsapparatuur;
- granulaatstrooiers en poederapparatuur;
- onkruidstrijkers;
- dompelapparatuur;
- staminjectie-apparatuur en smartfresh toepassingen.
Uitvoering keuring
De keuring moet worden uitgevoerd door een bedrijf dat hiervoor erkend is door de Stichting Kwaliteitseisen Landbouwtechniek (SKL).
Herwaardering landbouwgrond toegestaan
Regelmatig steken er geruchten de kop op dat de landbouwvrijstelling wordt afgeschaft. Afschaffing zou betekenen dat het verschil tussen de actuele waarde in het economische verkeer bij agrarische bestemming (WEVAB) en de boekwaarde belast is. Om hierop te anticiperen hebben veel ondernemers besloten de landbouwgrond te gaan herwaarderen op basis van een stelselwijziging. Volgens de Belastingdienst is een stelselwijziging echter strijdig met goed koopmansgebruik en daarom niet toegestaan. Gezien het aantal belastingplichtigen waar deze materie speelt, is er afgesproken een aantal proefprocedures te voeren.
In een proefprocedure heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden geoordeeld dat een stelselwijziging niet is toegestaan als hiermee incidenteel fiscaal voordeel wordt beoogd. In dit geval vindt de stelselwijziging echter plaats om fiscaal nadeel te voorkomen. Goed koopmansgebruik verzet zich er dan volgens het hof niet tegen om de landbouwgronden op de WEVAB-waarde te herwaarderen.
Deze uitspraak heeft op dit moment nog weinig gevolgen voor de praktijk, omdat eerst de Hoge Raad een definitieve uitspraak zal moeten doen.
Belangrijk is wel het verschil met herwaardering op basis van een bijzondere omstandigheid. Veel herwaarderingen hebben plaats gevonden vanwege een bijzondere omstandigheid, bijvoorbeeld aanpassing winstverdeling of de toetreding van een nieuwe vennoot tot een maatschap of firma. Deze herwaarderingen zijn door Belastingdienst goedgekeurd en de proefprocedures hebben voor deze situaties geen gevolgen.
Belangrijke data
T/m 13 juni 2014
Aanmelding derogatie 2014
13 juni 2014
Uiterste datum uitslag grondmonster (derogatie) bekend
13 juni 2014
Uiterste datum bemestingsplan gereed
Met onze Agro-Nieuwsbrief willen wij u op de hoogte houden van de ontwikkelingen die mogelijk uw bedrijf raken. Wij hebben aan de samenstelling de grootst mogelijke zorg besteed.
Wij aanvaarden echter geen aansprakelijkheid voor niet (meer) juiste informatie. Wilt u op basis van deze informatie actie ondernemen, dan is nader advies noodzakelijk. Voor een dergelijk advies kunt u een afspraak met ons maken.